Het transportnetwerk
De transportnetten die door GTS worden beheerd bestaan uit leidingen en stations. De transportnetten zijn op basis van drukklasse onderverdeeld in een hoofdtransportleidingnet (HTL) en een regionale transportleidingnet (RTL)
Het HTL (hoge druk, grote leidingen) zorgt voor het transport door het land; het RTL is het fijnmazige distributienet (middendruk, kleinere leidingen) waar de netten van de gasdistributiebedrijven op zijn aangesloten. Het HTL is op basis van de gassoort verdeeld in een hoogcalorisch netwerk (H-gas) en een laagcalorisch netwerk (G-gas).
Het RTL begint met een meet- en regelstation waar vanuit het HTL gas wordt ingevoed. Het RTL wordt vrijwel alleen gebruikt voor het transport van G-gas.

De HTL netten zijn onderling met elkaar verbonden via mengstations, waar verschillende combinaties van H-gas en stikstof worden toegevoegd aan het G-gas net. De HTL netten bevatten naast leidingen ook een groot aantal compressorstations. Via deze stations kan het gas in druk worden verhoogd om verder transport mogelijk te maken.
Op entrypunten komt het gas op het HTL-netwerk van GTS binnen. Het binnenkomende gas is afkomstig van binnenlandse productie (groen en grijs), grenspunten, LNG-terminals en gasopslaginstallaties.

Op exitpunten verlaat het gas het netwerk van GTS. Dit zijn zowel binnenlandse exits, waar het gas naar het netwerk van de regionale netbeheerders, direct aangesloten industrie of gasopslaginstallaties gaat als grenspunten, waar het gas naar aangrenzende buitenlandse netwerken gaat.